John

Samenstellingen

Het Nederlands stikt ervan. We plakken woorden graag aan elkaar als het om één ding of begrip gaat.

John

Voornaam­woordelijke bijwoorden

Woorden als: erbij, eromheen, hierdoor, daarachter, waarvan, etc.

John

Spaties die de zin of betekenis veranderen

Hoe lang / hoelang, ten minste / tenminste, te veel / teveel, etc.

John

Samenstellingen

Een samenstelling is een woord dat bestaat uit meerdere woorden die ook zelfstandig kunnen voorkomen (binnen de samenstelling ook wel "grondwoorden" genoemd). Door ze aan elkaar te schrijven maak je duidelijk aan de lezer dat je het over één ding hebt.

Kortom: Bedoel je één ding, persoon of begrip → dan is het één woord.

Hier een voorbeeld met de basistermen:

John

Samenstellingen met: Zelfstandige naamwoorden

De meestvoorkomende samenstelling is die van twee zelfstandige naamwoorden. De constructie is als volgt: Het linkerdeel beschrijft het rechterdeel:

Marketingstage = een stage van het type marketing.
Zomeractiviteit = een activiteit voor in de zomer.
Dagmenu = het menu van de dag.
Festivalseizoen = het seizoen van de festivals.


Samenstellingen met meer dan twee zelfstandige naamwoorden kunnen natuurlijk ook gemaakt worden. Ook dan is alles aan elkaar.

Keukentafelgesprek | keuken + tafel + gesprek
Coronavirusvaccin | corona + virus + vaccin

Ook samenstellingen met een woordgroep kunnen gemaakt worden, wanneer die woordgroep bestaat uit een bijvoeglijk naamwoord (of telwoord) en een zelfstandig naamwoord.

Anderhalvemetersamenleving | anderhalve meter + samenleving
Rodewijnglas | rode wijn + glas

De woordgroep verliest in de samenstelling zijn spatie(s).
John

Samenstellingen met: Bijvoeglijk naamwoorden

Samenstellingen komen hoofdzakelijk voort uit de drang om dingen nader te beschrijven. Een bekende manier om iets te beschrijven - zonder een samenstelling te maken - is natuurlijk door een bijvoeglijk naamwoord te gebruiken.

Een leuke dag.
Het is mooi weer.
Wat een nutteloze vergadering.

Perfect, want verbuigbare bijvoeglijk naamwoorden (zoals, "mooi/mooie", "leuk/leuke") schrijf je los.

Wanneer het bijvoeglijk naamwoord niet te verbuigen is, wordt het vast geschreven aan het woord waarop het betrekking heeft.

Een topdag.
Het is superweer.
Wat een flutvergadering.

"Een toppe dag", "het supere weer" en "de flutte vergadering" bestaan namelijk niet.

John


Samenstellingen met: Eigennamen

Hier is het belangrijkste dat de spaties in de eigennaam ook behouden blijven in de samenstelling. Dit in tegenstelling tot hoe de spatie verdwijnt bij een samenstelling met een woordgroep (rodewijnglas).

Tweede Kamerlid | Tweede Kamer + lid
(of Tweede Kamer-lid)

Justin Bieberfanclub | Justin Bieber + fanclub
(of Justin Bieber-fanclub)


Samenstellingen met: Werkwoorden

Er zijn ook veel samengestelde werkwoorden. Veelvoorkomende combinaties groeien na verloop van tijd vaak aan elkaar. Meestal is het tweede deel een werkwoord en het eerste een bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord.

Verdergaan | verder + gaan
Gebruikmaken gebruik + maken
Doorzetten | door + zetten


Samenstellingen en het koppelteken

Dan is er nog het koppelteken. Een koppelteken mag je altijd gebruiken om de leesbaarheid van een samenstelling te verbeteren.

Hieronder een paar voorbeelden van samenstellingen die beter leesbaar zijn met een koppelteken:

Politie-uniform (of politieuniform)
Ski-uitrusting (of skiuitrusting)
Jazz-zanger (of jazzzanger)


John

Voornaam­woordelijke bijwoorden

Een voornaamwoordelijk bijwoord is een woord dat bestaat uit "er", "hier", "daar" of "waar" met daarachter een voorzetsel (bijv. "aan", "bij", "voor") of bijwoord (bijv. "af", "heen", "toe").

Kortom: Er-, hier-, daar-, waar- + voorzetsel (of bijwoord) → aan elkaar.

Hij is erbij.
Zij kan erover meepraten.
Ze draaien eromheen.


John

Spaties die de zin of betekenis veranderen

Dan zijn er nog de woorden die zowel los als aan elkaar geschreven kunnen worden, maar dan van betekenis veranderen.

Kortom: Let bij deze woorden op of er wel staat wat je bedoelt.

Hier de meestvoorkomende:

Hoe lang / hoelang

Hoe lang is die jongen?
- Als je het over een lengte of afstand hebt, schrijf je het los.
Hoelang duurt dit nog?
- Als het een tijdsaanduiding betreft, schrijf je het aan elkaar.

Hoe ver / hoever

Hoe ver is het fietsen?
- Als je het over een afstand hebt, schrijf je het los.
Hoever ben je met je huiswerk?
- Als het figuurlijk wordt bedoeld (bijv. in een proces) is het aan elkaar.

Ten minste / tenminste

Ik moet voor dat proefwerk ten minste een zes halen.
- Als je "op z'n minst, minstens, minimaal" bedoelt, is het los.
Tenminste, als dat is wat je wil.
- Als tenminste "althans, in ieder geval" betekent, is het aan elkaar.

Ten slotte / tenslotte

De voorzitter bedankte ten slotte alle aanwezigen.
- Als je "tot slot" bedoelt, is het los.
Je bent tenslotte oud genoeg om dat te weten.
- Als je "per slot van rekening, uiteindelijk" bedoelt, is het aan elkaar.

Te veel / teveel

Hij eet te veel.
- Als je "meer dan nodig" bedoelt, schrijf je het los.
Er is een teveel aan discussies.
- "Teveel" is aan elkaar als het een zelfstandig naamwoord is.

Alles behalve / allesbehalve

Ik wil die pizza met alles, behalve ui.
- Als je "het geheel met uitzondering van" bedoelt, schrijf je het los.
Hij is allesbehalve slim.
- Als je "lang niet, allerminst, geenszins" bedoelt, schrijf je het aan elkaar.

Zo lang / zolang

Niet zo lang twijfelen.
- Als je "van die lengte of tijdsduur" bedoelt, is het los.
Zolang het regent, blijf ik binnen.
- Als je "gedurende de tijd dat" bedoelt, is het aan elkaar.

Dicht bij / dichtbij

Ik woon dicht bij het strand.
- Komt er nog wat achter waar "bij" op slaat? Dan is het los.
Het strand is dichtbij.
- Hoort "bij" niet bij iets wat volgt, dan is het aan elkaar.